grootzeil zonder fok ?

  • paul

    In alle theorieboeken over zeilen kom ik niet tegen waarom er nu eigenlijk 2 zeilen zijn; groot en fok.

    Wat voor effect / krachten zijn er als je alleen met grootzeil zeilt?

    Wat voegt fok toe?

  • richard

    Het drukpunt van de wind in de zeilen moet net boven of iets achter het drukkingspunt van het onderwaterschip zitten. Op die manier blijft een zeilboot mooi in ballans, of loeft een heel klein beetje op en hoef je niet veel met het roer te corrigeren.

    Met alleen het grootzeil zal het zeilpunt (waar de windkracht aangrijpt) verder achter het drukkingspunt komen waardoor een zeilboot sterker wil oploeven. Dat corrigeer je met meer roer maar dat kost kracht en snelheid.

    Je hebt ook zeilboten met alleen een grootzeil, bijvoorbeeld het cat-tuigage of een jonkzeil. De mast staat dan meestal wat verder naar voren zodat het evenwicht weer goed is.

  • KptnPlp

    Je zou verbaast zijn hoe weinig het zeilpunt verplaatst met of zonder fok (of Genua). Op een goed getrimde boot werkt de fok (of genua) als een soort trechter, de wind die “gevangen” wordt kan alleen ontsnappen door de spleet tussen de fok en het grootzeil. Aangezien die steeds smaller wordt moet de wind wel versnellen om te ontsnappen. Met andere woorden een fok (of genua) zorgt er voor dat de wind harder over de lij kant van het grootzeil gaat. Het grootzeil gaat daardoor meer vermogen leveren en je gaat harder. Het zeilpunt van het grootzeil veranderd niet. Wel komt er de lift van de fok bij die het zeilpunt enigzins naar voren haalt maar dat is naar verhouding weining omdat het grootzeil zo super sterk wordt door de versnelde wind.

    Het moge duidelijk zijn dat we met deze kennis op zoek moeten gaan naar een spleet die van boven tot onder everwijdig aan het grootzeil verloopt. We verplaatsen het fok-leioog zodanig naar binnen of naar buiten dat de driehoeksvorm van de spleet veranderd in een rechthoek (of iets watdaar veel op lijkt).

    Op de zeilen te sturen gaat het best met het grootzeil. Als je het loslaat gaat het zeilpunt dramaties naar voren vanwege de fok, tot ruim voor het lateraal punt. Het grootzeil levert immers geen vermogen meer. Je valt dan snel af. Met het grootzeil aan ligt het zeilpunt van nature al achter het lateraalpunt. Daar zorgt de ontwerper voot. De boot loeft dus vanzelf al op. Bij zwaardboten werkt het weer iets anders, die kunnen namelijk het lateraalpunt verplaatsen door hun zwaarden meer of minder te steken. Die kunnen dus volkomen neutraal getrimd worden. Iets wat wedstrijdzeilers vaak doen om de waterweerstand te minimaliseren.

  • BerT

    Mooi verhaal, maar de hele theorie van de spleetwerking is achterhaald.

    Daarom hebben moderne schepen ook geen overlappende genua meer.

    Een “J” kun je op alleen het grootzeil zeilen.

    Mijn boot gaat op alle koersen zonder grootzeil bijna net zo hard en hoog.

    Ook aan de wind!

  • avzdelvilozoov

    richard schreef:

    >

    > Het drukpunt van de wind in de zeilen moet net boven of iets

    > achter het drukkingspunt van het onderwaterschip zitten. Op

    > die manier blijft een zeilboot mooi in ballans, of loeft een

    > heel klein beetje op en hoef je niet veel met het roer te

    > corrigeren.

    Vaud.

    Het drukkingspunt van het tuig moet plm. 10% van de waterlijnlengte voor het lateraalpunt zitten, anders is tie hopeloos lijgierig.

  • Kaptein iglo

    Dat is grappig want BerT heeft het juiste antwoord gegeven. Overigens was deze theorie al langer bekend en toegepast bij bv schoepconstructies van bv turbines.

    Het komt er op neer dat het profiel van het zeil de energie uit de wind zodanig omzet dat er een voorwaartse kracht ontstaat. en deze kracht schijn voor het grootste deel te ontstaan, daar waar de wind het zeil verlaat. In de traditionele tuigages gaat het verhaal van Plop helemaal op. De fok versterkt de stuwende werking van het grootzeil en anderom. Tegenwoordig zijn daar dus nieuwe ideen over en daar heeft een tijdje terug in de “Zeilen” en complete uitleg over gestaan en

    is best wel ingewikkeld. Groet K.I.

  • marksvrijheid

    resultante van krachten, daarom kan stroom ook voor snelheid zorgen of als je de verkeerde kant op gaat, remmende werking. Verhelderend en de theorie dat de lucht aan de ene kant van het zeil harder gaat dan aan de andere kant, voor onderdruk zorgt en zo de boot voortduwt, is gelukkig weerlegd :) de liftende werking van een vleugel is hier ook weleens genoemd, was ook leuk draadje ;)

  • Cor

    Een zeil werkt door de lucht naar achter te stuwenen daarmee de boot naar voren te duwen.

    Hej, dat is interessant, de straal theorie. De top van de spankerzeilers maakten hier gebruik van. Nadien niet meer gehoord. Er is ook nog een derde theorie die in het midden ligt. Kijk eens op www.zeiltheorie.nl die mij voor mijn boot nogal aan spreekt.

    Volgen mij kloppen alle theorieën als je boot en tuigage er maar voor is afgestemd.

    Best ingewikkeld ja, ik snap al niet waarom een platbodem van de zelfde lengte en meer breedte en het dubbele gewicht met een bruisende snor voor de boeg mij en ander schepen hard voorbij liep. Een gaffeltuigage is bijzonder effectief.

    Cor

  • KptnPlp

    Theorie? Je hoeft alleen maar je kop in de spleet te steken om zelf te ontdekken dat het daar harder waait als elders op de boot.

  • KptnPlp

    Een leuke proef die ik iedereen eenraad uit te voeren is een lepel onder de kraan te houden. Houd de lepel losjes vast tussen duim en wijsvinger en laat zo de lepel naar beneden hangen. Breng nu de lepel langzaam met de bolle kant naar een waterstraal uit de kraan. Zodra de straal de lepel raakt wordt ze de straal in gezogen. Je kunt dat goed voelen. Er gaat op dat moment geen druppel water langs de holle kant. De theorie dat muleculen elkaar op magiese wijze elkaar een het einde van het zeil (lepel) weer ontmoeten is daarmee meteen ontkracht, er loopt immers helemaal geen water langs de lijzeide (holle kant) vamn ons ijzeren zeil.

    Je kunt de proef herhalen met de holle kant naar de kraan om te ontdekken dat de reactie kracht die zo ontstaat veel kleiner is dan de liftkracht aan de bolle kant.

    Lift ontstaat door dat het water de bolling van de lepel volgt. Het water wil wel rechtdoor maar er zou dan een vacuum ontstaan waardoor het water naar de lepel toegezogen wordt. De straal buigt dus af. Als je bewegende materie (massa) van richting veranderd is daar een versnelling voor nodig, die versnelling samen met het water zorgt voor een centrifugale kracht, de reactie daarop is de door zeilers zo geliefde lift. Er spelen nog een paar effecten maar laat ik het niet te ingewikkeld maken. (Oppervlakte spanning, van der Waalskrachten, kortom “fluid dynamics” is geen gemakkelijk vak).

    Henri Coandă heeft dat aan het begin van de vorige eeuw al uitgelegd. Hij verwees de theorie gebaseerd op Bernoulli's princiepe (en de tweede wet van Netwton) al naar het rijk der fabvelen. Alleen in de zeilerij duikt die “magiese lucht moleculen” theorie steeds weer. In de luchtvaart worden alle moderne vliegtuigen ontworpen volgens de theorie waar Coandă de basis voor heeft gelegd. En geloof me, de luchtvaart ingenieurs kunnen e.e.a. heel nauwkeurig berekenen. Met de theorie is dus niets mis, wel met de conservative zeiler die weigert toe te geven dat de waarheid, die al bijna honderd jaar geleden is ontdekt, anders is dan hij wil geloven. Helaas voor hem gaat het over een exact vak, geloof komt daar niet bij kijken.